top of page

Belgische staande klokken

De staande klok werd pas laat populair in België. In Nederland en vooral in Engeland kende men al op het einde van de 17° eeuw het gebruik van de 'Grandfather's clock'. Hier bij ons duurde het wat langer. Zelfs in het begin van de 17° eeuw vindt men bij ons nog weinig staande klokken. Dit was het gevolg van de Spaanse overheersing van 1558 (na de dood van keizer Karel) tot in 1713, het jaar dat wij onder de Oostenrijkers te recht kwamen en eindelijk weer wat konden herademen. Vanaf 1750 was de staande klok echt definitief ingeburgerd.

In België ontwikkelden zich twee types staande klokken. Het verschil zit niet zozeer in de wijzerplaat maar wel in het binnenwerk. De verticale denkbeeldige scheidingslijn voor de twee types loopt over Turnhout, Geel, Aarschot, Leuven en zo verder in Wallonië. Ten westen bevindt zich het Vlaamse type en aan de andere zijde ontmoet men de Luiks-Limburgse types.

Een eerste genre was de Vlaamse staande klok die een binnenwerk heeft tussen verticale messing platines. Gang- en slagwerk zijn naast elkaar gemonteerd en het wekkerwerk bevindt zich aan de zijkant. Deze klokken hebben bijna altijd een wekker. Verder zijn de raderen gewoonlijk vervaardigd in messing en de rondsels in ijzer en is er één hamer en één bel. De sluitschijf prijkt doorgaans op de achterplatine. Veelal zijn het dagwerken.

Ten oosten van de imaginaire scheidingslijn vindt men de Luikse (Limburgse) staande klokken. Bij dit type bestaat het frame uit een ijzeren boven- en onderplaat, verbonden met vierkantige gesmede hoekstijlen. Middenin staan drie plaatijzeren blanke middenstijlen. Daartussen draaien de tandwielen. Het gangwerk staat vooraan, het slagwerk achteraan. Deze klokken hebben, zoals bij de Vlaamse staande klokken, een terugwerkende ankergang. Ook hier hebben bijna alle klokken een wekker. Het slagwerk heeft één of twee bellen en één of twee hamers.

De uitzonderingen op deze algemene regel zijn legio. De oudste staande klokken waren altijd handgemaakt en vandaar dragen zij duidelijk de stempel van de horlogemaker. Horloges uit de stad waren beter verzorgd, stijlvoller en gemaakt met betere materialen. De dorpse staande klok was eenvoudiger en minder verfijnd maar ook dikwijls puurder en origineler want de vakman die de dorpshorlogemaker wel was, zorgde voor het best mogelijk product tegen een matige prijs zonder al te veel invloeden van buiten.

Eddy Fraiture

bottom of page